Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], dage als gij tegenover [28]stondt, ten dage als [29]de uitlanders zijn [30]heir gevangen voerden, en de vreemden tot zijn poorten introkken, en over [31]Jeruzalem het lot wierpen, waart gij ook als een [32]van hen. 28. Om uwe lust te scheppen in het aanschouwen van de ellende uwer broeders. 29. De Babyloniers met hun krijgsvolk; waaruit men afnemen kan dat Obadja dit geprofeteerd heeft omtrent of na de inneming van Jeruzalem en de wegvoering van het volk naar Babel, ten tijde als Jeremia te Jeruzalem, of onder de overgebleven Joden in Juda of in Egypte, en Ezechiel in Babel, onder de gevangen Joden profeteerden. 30. Of, vermogen, te weten van Jakob; verg. vs.13,20. 31. Dat is, den buit en de gevangenschap. Zie Joel 3:3. 32. Als een Chaldeer, vreemde en vijand.